Skip to main content

Informatie over Rabiës voor vleermuiswerkers

Iedere deelnemer aan een vleermuisvang activiteit is verplicht om gevaccineerd te zijn tegen rabiës, en dient ook een titerbepaling te hebben die hoog genoeg was (>1,0 IE/mL) van hooguit twee jaar oud (of 1 jaar oud bij primaire vaccinatieserie).

Let op: onderstaande tekst geldt alleen voor het hanteren van Europese vleermuizen (met kans op het EBLV-1/2 virus), in andere gebieden zijn andere virussen aanwezig waarbij het anders werkt.

Let op: mocht je nog nooit eerder een serie rabiës prikken hebben gehad, start dan zo snel mogelijk de procedure. Het duurt minstens 100 dagen voordat je zeker weet of je bescherming volledig is. Je hebt nu dus nog ruim de tijd, maar wacht vooral niet te lang!

Titerbepaling

Waarom: een volledige serie prikken betekent niet altijd dat je ook antistoffen hebt aangemaakt (non-respons). Zonder antistoffen ben je niet beschermd. 

Duur: 1 tot 4 weken tussen bloed afnemen en uitslag

Hoe: Bij een titerbepaling wordt een klein beetje bloed afgenomen en getest op aanwezigheid van antistoffen. Het doel van deze test is om te bepalen of je nog voldoende bescherming hebt tegen een ziekte (bloedwaarden boven een 1,0 IE/ml).

Afwijking protocol vleermuiswerker van protocol vakantieganger: De maat voor de hoeveelheid antistoffen ligt gebruikelijk tussen 0 en 20 IE/ml. Voor vakantiegangers wordt vaak bekeken of de waarden hoger of lager is dan 2 IE/ml. Als vleermuiswerker wil je liefst inzicht hebben in de werking van je eigen immuun systeem, daarmee handig een exacte uitslag te kennen. Dit betekent dat je bij de test duidelijk moet aangeven dat je exact wil weten hoeveel antistoffen je hebt (je bloedwaarden moeten volledig worden uitgetitreerd). Dit kost mogelijk extra, maar als je waarden erg hoog zijn betekent dit ook dat je niet ook een booster nodig hebt. Dus netto kan het kosten schelen

Belangrijk!

De diagnostische stappen en keuzes in het stroomschema gelden alleen wanneer de diagnostiek wordt uitgevoerd in een gecertificeerd laboratorium door middel van een virusneutralisatietest (e.g. RFFIT, FAVN). In Nederland is dit voor humane diagnostiek in het Erasmus MC, afdeling Viroscience of eventueel Wageningen BioVeterinary Research van Wageningen UR in Lelystad. Indien diagnostiek in een niet-gecertificeerd laboratorium heeft plaatsgevonden, of een anders soort diagnostiek is ingezet (bijv. ELISA), kunnen de stappen in het stroomschema niet toegepast worden en is iemand mogelijk niet voldoende beschermd.

Voor het eerst een serie rabiës prikken?

Hoe?:  via een vaccinatie polikliniek (ziekenhuis), de GGD of een reispolikliniek kun je een afspraak maken voor een serie rabiës prikken met het verzwakte rabiës virus (pre-expositieprofylaxe). Bij een eerste set prikken krijg je 3 prikken (intramusculair of intradermaal). Dag 0, dag 7 en dag 21-28. Je lichaam denkt dat het te maken krijgt met een echt rabiës virus en gaat antistoffen maken.

Respons bepalen: Vanaf dag 70 (dus zo’n 4-6 weken na de laatste vaccinatie van de primaire serie) moet je een afspraak maken voor een titerbepaling. Deze test heb je dus nodig om zeker te weten dat je antistoffen hebt aangemaakt. Alleen een serie vaccinaties zonder titerbepaling is dus NIET genoeg!

Booster

Vanaf een jaar na een serie prikken kan de hoeveelheid antistoffen in je lichaam dalen. Het is nodig zijn een booster (één extra vaccinatie) te nemen. Het eerste jaar na de primaire serie moet je hoe dan ook een booster halen.

Al eerder serie prikken gehad?

- Theoretisch geldt bij een serie prikken de volgende bescherming in jaren. Na primaire serie: 1 jaar. Daarna een booster plus titerbepaling. Vanwege het risico op dalende antistof waarden, raden we aan regelmatig een titer-waarde te laten bepalen (zie schema).

- Hier een overzicht van de gangbare veiligheidsnormen:

  • <0,5 IE/ml. Geen bescherming tegen rabiës. Een booster is nodig, gevolgd door een titerbepaling.
  • 0,5-1,0 IE/ml. Zeer lage bescherming tegen rabiës. Een booster vaccinatie is nodig, gevolgd door een jaarlijkse titerbepaling
  • 1,0-2,5 IE/ml. Goede bescherming tegen rabiës. Reguliere titerbepaling nodig.
  • >10 IE/ml. Zeer goede bescherming tegen rabiës. Als deze waarden meerdere jaren achtereen zo hoog blijven is een iets minder frequente titerbepaling mogelijk.
  • >13,77 dit is de afkapwaarde. Het gebeurt zelden dat men hogere uitslag krijgt.

Na een periode van bijvoorbeeld ernstige griep raakt je immuun systeem uitgeput en zou het zomaar kunnen dat ook je rabiës antistoffen minder worden. Omdat je met het hanteren van vleermuizen een verhoogde kans heb tot blootstelling aan het rabiës virus, moet je vaak genoeg je titerwaarde laten controleren, wil je vleermuizen blijven hanteren.

Belangrijke kanttekeningen:

  • Bij personen met een verminderd afweersysteem (bijvoorbeeld door bepaalde medicatie of ziekte) kan het rabiësvaccin mogelijk minder effectief zijn of tot minder lange bescherming leiden. Het stroomschema is bedoeld voor gezonde personen met continue of zeer frequente blootstelling in Nederland en andere landen waar alleen EBLV-1/2 onder bepaalde vleermuizen voorkomt. Bij hen is dan na blootstelling geen PEP geïndiceerd. Bij personen met een verminderde afweer, is er na bloostelling wel PEP geïndiceerd.
  • De diagnostische stappen en keuzes in het stroomschema gelden alleen wanneer de diagnostiek wordt uitgevoerd in een gecertificeerd laboratorium door middel van een virus neutralisatietest (e.g. RFFIT, FAVN) wordt gedaan. In Nederland is dit voor humane diagnostiek in het Erasmus MC, afdeling Viroscience of het Centraal Veterinair Instituut (CVI) van Wageningen UR in Lelystad. Indien diagnostiek in een niet gecertificeerd laboratorium heeft plaatsgevonden, of een anders soort diagnostiek is ingezet (bijv. ELISA), kunnen de stappen in het stroomschema niet toegepast worden en is iemand mogelijk niet voldoende beschermd.

Opmerkingen bij het stroomschema:

  1. Dit stroomschema is NIET bedoeld voor personen die onbemerkt kunnen worden blootgesteld aan andere lyssavirussen dan EBLV-1/2, zoals het klassiek rabiësvirus. Voor het pre-expositieprofylaxe beleid voor deze personen verwijzen wij naar de LCI-richtlijn Rabiës;
  2. Het wordt aangeraden om in de periode voor de uitslag van de titerbepaling (4-6 weken) geen activiteiten met kans op onbemerkte blootstelling aan EBLV-1/2 te verrichten;
  3. De periode van de titerbepaling van 4-6 weken na de primaire vaccinatieserie en na de booster is op basis van literatuur (1-4) en expert opinion;
  4. Met non-responder bedoelen wij in dit schema iedereen met een titer <1,0 IE/ml, in tegenstelling tot de normaal gehanteerde titerwaarde van <0,5 IE/ml. Personen die non-responder zijn dienen, 1 tot maximaal 3 vaccinaties intramusculair, opnieuw toegediend te krijgen, bij voorkeur met het ‘human diploïd cell vaccine’ (HDCV) omdat deze een betere antistofresponse lijkt te geven (3);
  5. De keuze voor de titer afkapwaarde van 2,5 IE/ml met bijbehorende periode van 5 jaar na dato titerbepaling is tot stand gekomen op basis van expert opinion en een beperkte wetenschappelijke onderbouwing (5). Echter, wetenschappelijk is er brede onderbouwing dat rabiës vaccins die op cellijnen gekweekt zijn (zogeheten “cell culture rabiës vaccines”), allen de potentie hebben om een minimale titer van >2,5 IE/ml te geven (2, 6, 7);
  6. Sommige vaccinatiecentra bieden in plaats van intramusculaire rabiës vaccinatie intradermale rabiës vaccinatie aan. De toedieningsvorm van vaccineren (intramusculair/intradermaal) geeft dezelfde vaccinveiligheid en immunogeniciteit indien correct toegediend (7). Het beïnvloedt het stroomschema dan niet. Indien iemand non-responder is, adviseren wij echter wel intramusculair opnieuw een volledige serie van drie vaccinaties te geven i.v.m. betrouwbaarheid van toediening.

Informatiefolder RIVM over Rabiës bij vleermuizen

Vragen? Neem gerust contact op! | Natasja Groenink (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.)

  • Laatste update op .