Skip to main content

Ethische Richtlijnen

Dit is een overzicht van de ethische richtlijnen zoals gehanteerd door Stichting Vleermuizen Vangen. Deze richtlijnen zijn hier ook in pdf-vorm te downloaden.


Het vangen van vleermuizen met mistnetten, harptrap, kast of een ander vangmiddel vraagt specialistische kennis. Het toepassen van deze methodes heeft een potentiële hoge impact op het welzijn en voortbestaan van vleermuizen. Het welbevinden van een vleermuis moet altijd voorop staan tijdens elke vangactiviteit. In dit document staat een overzicht van de ethische richtlijnen om de negatieve effecten, tijdens of als gevolg van een vangactie, zoveel mogelijk te voorkomen. Ook
richtlijnen over ziekteoverdracht en vervolgonderzoeken staan besproken.


Voor elke vangactie moet een afweging gemaakt worden of vangen ethisch verantwoord is, welke vangmethodiek het meest geschikt is voor het doel en de soort, en hoe de vangactie het bestegepland kan worden ten opzichte van de jaarcyclus van de doelsoort (met name t.o.v. kwetsbare periodes zoals kraamtijd en winterslaap). Voor sommige onderzoeksdoelen zal het noodzakelijk zijn om van de standaardrichtlijnen af te wijken. Deze afwegingen, inclusief een alternatieve afweging waarbij wordt omschreven waarom wordt afgeweken van de richtlijnen, worden door de vleermuisvangcommissie getoetst. 

Vangen algemeen

  • Te allen tijde is de vangleider eindverantwoordelijk voor het verloop en de veiligheid van een vangactie en het welzijn van de dieren. Hij / zij besluit welke handelingen nodig zijn en wanneer deze uitgevoerd moeten worden.
  • De vangleider schat van tevoren in hoe groot de vanggroep moet zijn. De grootte van de vanggroep moet afgestemd zijn op o.a. het verwachte vangsucces, het niveau van de vanggroep, de kwetsbaarheid van de doelsoort, en de vangmethodiek:
    • De vanggroep wordt idealiter vergroot met één ervaren persoon bij iedere vijf (verwachte) vleermuizen per uur.
    • Op basis van de grootte van de vanggroep wordt bepaald hoeveel en welke vangmiddelen door de vanggroep beheersbaar zijn.
    • Het niveau van de groep helpers moet in verhouding staan tot de voorgenomen activiteiten, waardoor de veiligheid gewaarborgd blijft.
    • Het is, vanwege onvoorziene omstandigheden, sterk aanbevolen om tijdens een vangactie met minstens twee personen te werk te gaan.
  • De vangleider is verantwoordelijk tijdens calamiteiten en onverwachte situaties en stuurt helpers aan.
  • Een vangmiddel wordt zodanig opgezet, dat het snel onklaar kan worden gemaakt als het vangsucces groter is dan de verwerkingssnelheid.
  • Een vangmiddel wordt zodanig opgezet, dat een vleermuis snel binnen handbereik gebracht kan worden zonder daarbij het dier in gevaar te brengen.
  • Vleermuizen worden niet onnodig getransporteerd, gefotografeerd en/of gehanteerd. Indien foto’s gewenst zijn wordt één fotograaf aangesteld, die daarna zijn / haar foto’s met de groep zal delen. 
  • Bij twijfel over determinatie worden van de kenmerken foto’s gemaakt. Een goede camera is daarom raadzaam om bij de hand te hebben.
  • Als tussen 15 oktober en 15 mei wordt gevangen, is bijvoederen van gevangen dieren met meelwormen noodzakelijk.
  • Alle gevangen vleermuizen moeten uiterlijk één uur na de vangst worden vrijgelaten. Als er een speciale reden is om het dier langer vast te houden (bijvoorbeeld voor telemetrie) dan is bijvoederen vereist als compensatie voor de niet verworven energetische opname. Het is daarom altijd aan te raden bijvoorbeeld meelwormen mee te nemen.
  • Hoogzwangere vrouwtjes en vrouwtjes met aanhangend jong worden direct vrijgelaten. Het laten hanteren en manipuleren van zwangere dieren door onervaren helpers is niet toegestaan.
  • Lacterende vrouwtjes krijgen een spoedbehandeling. Ze worden zo snel als mogelijk, maar tenminste binnen een half uur na de vangst vrijgelaten.
  • Bij vrijlating krijgen de dieren de gelegenheid zelfstandig weg te vliegen. Dit dient te gebeuren in een gecontroleerde setup (tenminste 1,5 m vanaf de grond met voldoende ruimte om weg te vliegen). De vangleider draagt er verantwoordelijkheid voor dat alle dieren veilig wegvliegen (bijv. bijschijnen met licht of met een warmtebeeldcamera). Het plaatsen van dieren op een boom of muur, zonder verder toezicht, is niet toegestaan. 
  • Afgekoelde dieren die niet zelfstandig willen wegvliegen, worden net zo lang opgewarmd totdat ze zelfstandig en veilig wegvliegen.
  • Afkoeling van dieren wordt te allen tijde voorkomen. De zakjes, met daarin de dieren, worden niet op de tocht of in de regen gehangen. Dieren worden enkel in droge zakjes gehouden. Zeer natte dieren krijgen indien nodig een nieuw droog zakje. Een vangleider heeft altijd benodigdheden bij de hand om afkoeling te voorkomen.
  • Dieren worden enkel gemarkeerd (met bijvoorbeeld nagellak) wanneer dit noodzakelijk is voor het onderzoek.

Specificaties bij verschillende onderzoeksmethodes

Vangen met mistnetten

  • Open mistnetten worden ten minste één keer per 10 minuten gecontroleerd op nieuw ingevlogen vleermuizen. Bij een groot vangsucces wordt deze frequentie opgevoerd. Bij de plaatsing van de vangmiddelen wordt ervoor gezorgd dat deze controlesnelheid mogelijk is.
  • Vleermuizen worden in minder dan twee minuten uit het net bevrijd. Vleermuizen waarbij dit niet lukt, krijgen een spoedbehandeling; een ervaren vanger neemt het dier over en maakt dit los, of het dier wordt bevrijd door de enkele draden waarmee het dier verward zit los te knippen. Een schaar dient binnen handbereik te zijn.
  • Mistnetten worden voor het opruimen grondig gecontroleerd op gevangen dieren, en bij het opvouwen wordt het gehele net door een hand geleid om zeker te zijn dat er geen dieren tijdens het afbreken in het net zijn gevlogen.
  • Na losknippen moeten vleermuizen volledig vrij zijn van netmateriaal voordat ze in een zakje mogen worden gestopt.

Vangen met harptrap

  • Een harptrap dient ten minste één keer per 30 minuten gecontroleerd te worden op nieuw ingevlogen vleermuizen. Bij een groot vangsucces wordt deze frequentie opgevoerd. De duur in een harptrap dient te worden meegenomen bij de tijd tot vrijlating.
  • Een harptrap mag niet langdurig onbemand gelaten worden in een gebied met loslopende katten.
  • De spanning van de draden van de harptrap moet afgestemd zijn op de te verwachte vliegsnelheid van de vleermuizen.
  • Bij elke controle wordt ingevallen materiaal (b.v. takjes/bladeren) verwijderd.
  • Bij het opruimen van de harptrap wordt de vangzak grondig gecontroleerd voor de afwezigheid van vleermuizen en uitgeschud vóór het opvouwen.

Vangen met kasten

  • Kastenonderzoek wordt bij voorkeur in de ochtend of op koude dagen uitgevoerd, zodat de dieren, na het hanteren, zo inactief mogelijk weer terug in de kast geplaatst kunnen worden. Het risico dat een vleermuis tussen de kast en het deurtje komt, wordt zo geminimaliseerd.
  • Na het hanteren van een vleermuis wordt het dier weer terug in kast geplaatst op de volgende manier:
    • De kast wordt eerst dicht gemaakt.
    • Daarna wordt voorzichtig de vleermuis met de onderbuik tegen de kast gewreven bij de invliegopening. Het dier wordt zo gestimuleerd om zelfstandig de kast in te kruipen.
    • Als het dier direct weer wil uitvliegen kan de kast eventueel tijdelijk dichtgemaakt worden door de uitvliegopening af te sluiten met een vangzakje. Dit vangzakje wordt na 30 minuten weer verwijderd.

Specificaties bij locaties en functies

Vangen op vliegroute

  • De afstand tot het bekende verblijf en de grootte van het bekende verblijf bepalen de minimale bezetting van het vangteam. Hoe dichterbij en hoe groter de kolonie, hoe meer dieren op route kunnen worden verwacht.
  • Om verstoring van vliegroutes te voorkomen, wordt een route óf alleen tijdens de avondtrek óf alleen tijdens de ochtendtrek afgevangen.

Vangen boven water

  • De vangleider heeft zelf materiaal (waadpak / laarzen) aan en eventuele hulpmiddelen (zwemband) klaarliggen, zodat hij / zij direct het water in kan als dat nodig is.
  • De veiligheid van de vangers in het water wordt te allen tijde gegarandeerd door hulpmiddelen die het mogelijk maken snel het water te verlaten.
  • Een waternet mag nooit onbemand staan. Een combinatie met andere vangmiddelen is alleen toegestaan als het waternet op elk moment bemand kan blijven.
  • Bij de inrichting van de vangplaats wordt ervoor gezorgd dat continu toezicht mogelijk is (bv. door het spannen van een hulplijn bij stroming). Een stelregel hierbij is dat een gevangen vleermuis in een waternet binnen één minuut bereikt moet kunnen worden.
  • Er wordt speciale zorg besteed om te voorkomen dat dieren in het net te water raken.
  • Vangers dienen zorg te dragen dat hun handen tijdens een vangacties, zo veel als mogelijk, droog blijven.
  • Boven waterwegen wordt alleen met poppenhaar netten gevangen. Tenzij de vangleider een onderbouwde afweging kan maken voor nylon netten op basis van bijvoorbeeld het verwachte aantal dieren, soorten en/of de grootte van het vangteam.

Afvangen van een verblijfplaats

  • De volgende situaties worden jaarrond vermeden:
    • Het vangen in verblijfplaatsen (zoals bijvoorbeeld op zolders);
    • Het vangen direct bij de in- of uitvliegopening of in het directe in- of uitvliegpad van de verblijfplaats;
    • Het afvangen van verblijfplaatsen van unieke en atypische kolonies of verblijfplaatsen;
    • Het afvangen van verblijfplaatsen van soorten die niet of nauwelijks van verblijfplaats wisselen.

Overdracht van ziekten

  • Bij klachten of de volgende symptomen (behorende bij COVID19 of milde verkoudheidsklachten of erger) mogen geen vleermuizen gehanteerd worden en/of niet aan activiteiten worden deelgenomen waarbij vleermuizen worden gehanteerd: verkoudheid, niezen, (* tenzij gekoppeld aan een allergie, zoals hooikoorts), hoesten, keelpijn, moeilijk ademen, koorts, maag- en darmklachten.
  • Bekendheid met geschikte VBM’s (vleermuisbeschermende middelen) is verplicht. Mondkapje dient beschermingsgraad FFP2 te benaderen. Handen wassen en handschoenen zijn twee gelijkwaardige alternatieven. Handenwassen dient te gebeuren met water en zeep. Handschoenen, i.v.m. schade bij vleermuizen, gebruik alleen goed passende latex handschoenen.
  • Mondkapje in combinatie met handen wassen / handschoenen is verplicht wanneer vleermuizen worden gehanteerd in een kleine afgesloten ruimte (binnen) met weinig ventilatie.
  • In een buitensituatie is er voldoende ventilatie en is de kans op transmissies laag. Handen wassen/ handschoenen is altijd verplicht. In een buitensituatie is mondkapje niet verplicht.
  • In geen enkele situatie is het blazen van ademlucht naar een vleermuis toegestaan.
    • Vleermuizen kunnen zich soms met hun tanden vastgrijpen. Door de rug of nek-zone van een vleermuis te aaien/ kietelen laat een vleermuis vanzelf los. Eventueel kan hulp ingeroepen worden van een naburige vanger. Voorkom schade aan tanden of kaakspieren van vleermuizen. Houd ethische richtlijnen in acht.
    • Vleermuis kenmerken zoals tepels, ballen kunnen alleen bekeken worden door haren rondom deze onderdelen met een vinger weg te wrijven.
  • Vangzakjes tussen vangacties door, waar mogelijk schoonmaken (water en zeep) en/of in de zon uithangen. Hergebruik waar mogelijk vangzakjes binnen één vangactie niet.
  • Alle instrumenten (schuifmaat, lijm, zenders, ontvangers, formulieren, ladder, etc.) waar mogelijk schoon opbergen. 

Vervolgonderzoeken

Aanvullend op het vangen van vleermuizen is het mogelijk dat tijdens de vangactie ook andere onderzoeksmethoden worden toegepast. Het zenderen en ringen van dieren en het afnemen van een wing-punch zijn hier voorbeelden van. De vangleider / projectleider is verantwoordelijk om de benodigde ontheffingen van de Wet op de Dierproeven bij zich te hebben wanneer dit noodzakelijk is. Telemetrie valt de wet op de dierproeven (WOD), maar dankzij een handreiking voor vleermuizen is het mogelijk telemetrie onderzoek te doen zonder ontheffing / machtiging van een ontheffing op de WOD te hebben, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Het gewicht van een zender is minder dan 5% van het vanggewicht van een vleermuis.
  • Een zender wordt zodanig geplakt (alleen lijm op de zender, niet op de vacht) dat de duur van bevestiging van de zender minder is dan 5 dagen. Belangrijk is dat de vliegbeweging / bewegingsvrijheid schouderbladen niet belemmerd wordt.
  • De zender moet binnen 5 dagen van het dier zijn afgevallen. De zender moet hierbij volgens een vaste richtlijn worden geplakt. Een zeer beperkte hoeveelheid lijm wordt op de zender aangebracht en wordt deels iets ingedroogd. Vervolgens wordt de zender op de vleermuis geplakt zonder de haren van de rug te plooien.
  • Zwangere en juveniele (young of the year) dieren worden niet gezenderd.
  • Dieren met uiterlijke gebreken (extreem versleten tanden, kale plekken, wondweefsel, gaten in vleugel > 3mm, botvergroeiing, etc) worden niet gezenderd.
  • Zenders worden alleen aangebracht in de periode 15 mei tot 15 augustus, om negatieve effecten van kale plekken (gat in de isolatieschil van een vleermuis) tijdens lethargie zoveel mogelijk te beperken.

Een machtiging van een ontheffing op de WOD is nodig bij zenderen indien:

  • Het gewicht van een zender groter is dan 5% van het vanggewicht van een vleermuis (dit mag nooit meer dan10%, en dan alleen bij grote uitzondering).
  • Een zender wordt aangebracht nadat er een scheiding is aangebracht in de haren tussen de schouderbladen. In dit ‘geultje’ wordt een streepje huidlijm aangebracht waarna de zender van onder af, met een licht glijdende beweging naar boven wordt aangebracht. Afhankelijk van de gewenste periode waarin de zender geacht wordt te werken, kunnen enkele haren langs de zender met een restje lijm vastgemaakt worden. Belangrijk is dat de vliegbeweging / bewegingsvrijheid schouderbladen niet belemmerd wordt.
  • De IVD heeft speciale eisen aangaande ongerief gerelateerd aan kwetsbare groepen zoals zwangere vrouwtjes en juvenielen, en bij langere  onderzoeksperioden; voor meer informatie verwijzen wij naar de IVD.
  • Zenders kunnen jaarrond worden aangebracht. In de aanvraag voor de WOD moet nut en noodzaak van een gewenste onderzoeksperiode worden omschreven.

Tot slot gelden voor het zenderen (zowel volgens de WOD als de niet WOD-methodiek) de volgende algemene richtlijnen:

  • Het zenderen van vleermuizen gebeurt uitsluitend door een zelfstandig vanger die bevoegd en bekwaam is om dit te mogen doen. Hieronder wordt deze persoon verder genoemd als ‘zenderaar’.
  • De zenderaar is te allen tijde verantwoordelijk voor het verloop van de zenderactie, dat wil zeggen zowel de techniek (bv werking van zenders/ ontvanger) als praktijk (inspanningsverplichting na aanbrengen zender om het gestelde doel te bereiken).
  • Zenders worden bij voorkeur aangebracht met flexibel blijvende huidlijm (bv. Sauer Hautkleber groen) Let hierbij op dat de houdbaarheidsdatum niet is versterken. Hard wordende lijm, of lijm welke een negatieve huidreactie veroorzaakt is niet toegestaan.

Het bestuur van Stichting Vleermuizen Vangen is verantwoordelijk voor de inhoud van deze ethische richtlijnen, bij inhoudelijke vragen mail naar: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Jaarlijks wordt door het bestuur beoordeeld of het nodig is om de richtlijnen aan te passen. Zo kunnen nieuwe inzichten
worden toegevoegd, of fouten worden verbeterd. Gewenste wijzigingen doorgeven aan bovengenoemd mailadres. 

 

  • Laatste update op .